op de lange baan schuiven (v) (tijd) | postergar (v) (tijd) |
op de lange baan schuiven (v) (tijd) | dejar para después (v) (tijd) |
op de lange baan schuiven (v) (tijd) | diferir (v) (tijd) |
op de lange baan schuiven (v) (vertraging) | archivar (v) (vertraging) |
op de lange baan schuiven (v) (tijd) | remitir (v) (tijd) |
op de lange baan schuiven (v) (tijd) | dejar (v) (tijd) |
op de lange baan schuiven (v) (tijd) | dilatar (v) (tijd) |
op de lange baan schuiven (v) (tijd) | demorar (v) (tijd) |
op de lange baan schuiven (v) (tijd) | andar con dilaciones (v) (tijd) |
op de lange baan schuiven (v) (tijd) | posponer (v) (tijd) |
op de lange baan schuiven (v) (vertraging) | clasificar (v) (vertraging) |
op de lange baan schuiven (v) (tijd) | detener (v) (tijd) |
op de lange baan schuiven (v) (tijd) | dejar de lado (v) (tijd) |
op de lange baan schuiven (v) (vertraging) | encasillar (v) (vertraging) |
op de lange baan schuiven (v) (tijd) | aplazar (v) (tijd) |